‘Ik moet even liggen’, zei Mama
Ik keek haar aan. Ze was asgrauw
Het was een stralende zaterdag in het voorjaar van 2008. We zouden naar de Noordermarkt gaan. Mijn zoontje en mijn man waren net vertrokken om naar het zwembad te gaan. Wij hadden vooral zin in koffie met appeltaart, die we na het bezoek aan de markt zouden bestellen bij een mooi terras bij het water.
Mama was, inmiddels lijkbleek, op de bank gaan liggen.
112 Vond ze overdreven
Volgens mij moet ik de dokter bellen’, zei ik. ‘Nee, nee. Het is vast een Tia’. Wat mij niet geruststelde. Ik belde niet 112, want dat vond ze overdreven.
Compromis was de Centrale doktersdienst. Ik zei, dat Mama waarschijnlijk een Tia had.
De vrouw aan de andere kant van de lijn: ‘Ik bel je zo terug.’ Dat deed ze ½ minuut later. ‘Nee. Het is een hartinfarct geen Tia’, zei ik.
Ze zal mij nog het een en ander hebben gevraagd. De ambulance had ze al gestuurd.
De ambulance was er binnen 5 minuten.
Halleluja.
Ik was niet veel waard, want hevig ongerust en geen medische opleiding genoten. Waarom eigenlijk niet?
De broeders beplakten Mama snel met allerlei plakkers om een hartfilmpje te maken. Ondertussen kwam de buurman binnen. Oh jee. Wat is er met Janneke? Hij werd meteen ingeschakeld om de lift vast te houden.
Broeders
Broeder heet het allang niet meer, maar wat een mooi woord als je in nood bent. Het heet tegenwoordig AMBU-team, lees ik. Het AMBU-team bestaat uit een ambulancechauffeur en een ambulanceverpleegkundige.
Tja. Afkortingen. De Broeders komen u redden klinkt een stuk warmer. Herinvoering van Zuster en Broeder, is dat geen goed idee?
Mijn vader belde. (Mijn ouders waren al 25 jaar gescheiden, maar goede vrienden gebleven). Hij begon iets te vertellen, maar ik kapte hem af. Mama heeft een hartinfarct. We gaan nu naar de VU. Ik bel je als ik meer weet.
Race door Amsterdam
Even later raceten wij met loeiende sirene de stad door. Ik zat voorin. Iedereen ging voor ons opzij. Ik zag een vrouw met een kindje achterin. Ze keek ons geschrokken aan en dook met haar auto zover mogelijk opzij. En wij gingen door, door.
Hoe ik dat vond?
Scheuren naar de VU
Ik vergat even waarom wij overal voorrang namen. De chauffeur vond ik ontzettend stoer. We deden alles wat normaal niet mag. Rode stoplichten, maximum snelheid negeerden wij compleet. Wij waren een onoverwinnelijk team. Binnen no time waren wij naar de VU gescheurd.
Toen werd het weer serieus
De race door Amsterdam was voorbij. Mama werd uit de ambulance gehaald.
Mijn zus kwam al snel, daarna mijn vader en zijn vrouw, mijn neef.
‘Clear, clear!
We wachtten de hele middag. In mijn beleving hoorden wij na lang wachten dat Mama gered was. Het dotteren was gelukt. Godzijdank. We waren er nog lang niet, Mama heeft nog drie keer een hartstilstand gehad (clear, clear net als in ER, de ziekenhuisserie die ik volgde in die jaren).
Tien jaar gezond
De hele revalidatie duurde een maand of twee. Maar Mama heeft daarna nog 12 jaar geleefd, waarvan 10 jaar in goede gezondheid. ‘Vind je het niet fijn dat je nog leeft Mama?’ Vroegen wij dan. ‘Dat had ik dan toch niet geweten’, was Mama’s nuchtere antwoord.
Ze was een kettingroker, maar heeft na het infarct nooit meer een sigaret aangeraakt. Dat kan ik mijn kinderen niet aan doen, zei ze.
Ik heb nog veel aan de broeders gedacht. Hoe slagvaardig ze waren en rustig. Hoe ze mij het veilige gevoel gaven dat zij precies wisten wat ze deden.
Wat een helden
Ik zal ze altijd dankbaar blijven voor het redden van het leven van mijn moeder.
Maar eigenlijk ook om die fantastische race door Amsterdam.
Nooit meer roken
Over nooit meer roken gesproken. Daar heb ik een boek over geschreven: Nooit meer roken in 13 stappen. Zo is het mij als kettingroker gelukt en zal het jou ook lukken. Vraag het e-book aan door dit formulier in te vullen.
Lees ook mijn blog over alleen zijn.